top of page

Januarinummer 2024

Op vrijdag 29 september 2023 in Leiden vond de Zevende Indische Letterenlezing plaats. Deze lezing, die sinds 2017 telkens in het najaar door de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde wordt georganiseerd, is in het leven geroepen om nieuwe perspectieven op de studie van de Nederlands-Indische letteren centraal te stellen. Na Elleke Boehmer, Remco Raben, Jacqueline Bel, Olf Praamstra, Siegfried Huigen en Pamela Pattynama nam dit jaar Rick Honings, Scaliger-hoogleraar aan de Universiteit Leiden, de lezing voor zijn rekening. De titel van zijn lezing was: 


‘Dat hele Indonesië interesseert ons geen barst’

De koloniale herinnering in het werk van J.J. Voskuil


Bij het noemen van J.J. Voskuil – de auteur van romans als Bij nader inzien (1963) en Het bureau (1996-2000) – zullen de meeste lezers niet direct aan Indië of Indonesië denken. Voskuil had geen (familie)banden met de voormalige kolonie en is er nooit geweest, al scheelde het niet veel. En toch is Indië in de marge van zijn omvangrijke oeuvre voortdurend aanwezig, zo liet Honings zien. Het onderzoek naar de rol en betekenis van het koloniale verleden in werken van auteurs die doorgaans niet over Indië of Indonesië schreven, staat nog in de kinderschoenen. De werken van auteurs als F. Bordewijk, Gerard Reve, W.F. Hermans, Maarten ’t Hart, P.F Thomése en dus ook J.J. Voskuil worden niet gerekend tot het corpus van de Nederlands-Indische letterkunde, maar ze bevatten wel sporen van ‘Insulinde’, die meer aandacht verdienen. Ze laten zien dat Indië tot in de haarvaten van de Nederlandse samenleving is doorgedrongen. Welke koloniale elementen zijn in Voskuils werk te vinden? Welke Indische personages worden erin beschreven en op wie zijn ze gebaseerd? En in hoeverre is Voskuils werk een plaats waar, in de woorden van Pamela Pattynama, de koloniale herinnering herinnerd wordt?



Comments


bottom of page